Harrie Jekkers - Ome Jan 1

Ken je die nog? Noemden wij in Den Haag vroeger een 'pling-plong.' Dat is
m'n lievelingsgeschenk, heb ik gehad van mijn favoriete oom, Ome Jan. Toen
was ik zes jaar. Hij zegt: "Harrie, wat zou je nou graag willen?" En toen
zei ik: "Een muziekinstrument, Ome Jan. Maar geen les!" Hij zegt: "Hier
klerelijer, je hoeft alleen maar te draaien." Leuk joh. Dit heb ik m'n
hele leven bewaard. Wat die kinderen tegenwoordig krijgen, ik vind het
schandalig. Ik zag laatst een meisje, stond een hele dure pop te
verbranden. Ik zeg: "Waarom sta je die pop te verbranden?" Ze zegt: "Dat
moet meneer, dat staat op het doosje." Ik zeg: "Geef 'es hier, dat doosje,
dan." En het stond er op joh; een Barbiecue
Maar daar wou ik het eigenlijk helemaal niet over hebben, maar ik wou het,
dames en heren, vanavond 'es gaan hebben over mijn Ome Jan, mijn
lievelingsoom, Ome Jan. Mijn Ome Jan was een vrijgezelle oom en die leefde
nog bij z'n eigen moeder thuis, bij mijn oma. 't Was namelijk de oudste
broer van m'n vader. Grandioze vent. Maar voor ik over 'em vertel, moet ik
eerst even de familierelatie een beetje uitleggen
Wij hadden twee kanten he, we hadden m'n moeders kant en m'n vaders kant.
Nou, en m'n moeders kant, dat was de rijke tak en m'n vaders kant, dat was
de wandelende tak. Ze hadden geen geld voor fietsen enzo, dat moest
allemaal lopen he, dus daarom heten ze zo. Nou, en de rijke tak heette de
rijke tak, omdat mijn opa van moeders kant, die was bakker in loondienst.
Bij Hus. Ken je nagaan wat een zootje geteisem die Jekkersen waren he? Dat
stelde echt geen reet voor joh, maar je kon daar wel lachen in de
wandelende tak, dat was leuk jongen. En de oudste broer van mijn vader,
dat was Ome Jan, leuke vent jongen. Zat nergens mee. Had overal schijt
aan. Ik zei wel eens tegen hem: "Als u nou dood gaat he, Ome Jan, wilt u
dan begraven worden of gecremeerd?" Dan zei die altijd: "Harrie, maakt mij
geen reet uit. Of ik nou 't putje inga of de pijp uit, maakt mij niet uit."
Hij zegt: "Desnoods gooien ze me maar langs de stoeprand, ze vegen me wel
mee." Zo'n gozer was dat, hij zat nergens mee. En die kon ouwehoeren,
ouwehoeren! Als je d'r een kwartje ingooide, dan lulde die voor een knaak.
Mijn vader zei altijd: "Als lullen pudding is, dan is Jan Dr.Oetker." Dat
je beetje een beeld krijgt van die man he. Een ouwehoer, een heerlijke man
he. En het was een typische Hagenees he, dat hoef ik hier nauwelijks uit te
leggen, maar Hagenezen, die hebben een eigen taalgebruik, schitterend vind
ik dat. Ze hebben schijt aan Van Dale. Aan de dikke. Ze hebben zo hun
eigen vocabulaire. Ze weten vaak niet wat dat woord betekent, ze hebben
het wel. En mijn Ome Jan was ook zo'n gozer he, die kon je nou nooit horen
zeggen, bijvoorbeeld als Piet last had van zweetvoeten, dat 'ie zei van:
"Goh, wat heeft die Piet toch een last van zweetvoeten, zeg." Dan zei die
altijd: "Jezus, die Piet die stinkt door z'n schoenen heen joh." Da's
Haags. Da's nou Haags. Of als Piet was overleden, zei mijn Ome Jan nooit
van: "Heb je het gehoord, Piet is van ons heengegaan." Welnee joh, die zei
altijd: "Hebbie het gehoord joh, Piet die leg aan de verkeerde kant van het
gras." Een variant daarop was altijd: Hebbie het gehoord, Piet is een
zandfabriek begonnen. Vind ik wel leuk trouwens. Dan was je dood, jongen,
dan was je dood als je een zandfabriek was begonnen. Maar had 'ie een
hekel aan die Piet en die was doodgegaan, dan zei die weer wat anders. Dan
zei die altijd: "Zo, Piet leg eindelijk de maaien te voeren." En een
variant daarop had je van: Hebbie die verhuiskaart van Piet gekregen? Nou,
daar blijft 'ie wel effe wonen, geloof ik he
Mijn Ome Jan, die ging ook nooit naar de wc. Die nam de leiding in handen.
Of hij ging z'n president een handje geven. Daar snapte ik als kind geen
reet van. Dat de president bij ons thuis kwam als Ome Jan ging zeiken. Ik
snapte wel meer niet joh. Bijvoorbeeld vergelijkingen. Hij was goed in het
maken van vergelijkingen, mijn Ome Jan. En dan zult u allemaal zeggen: "Wat
kan ons dat verdommen", maar dat was belangrijk jongen in de wandelende
tak. Want er waren veel discussies, laten we zeggen elke dag twintig, d'r
waren altijd discussies, en die kon je nooit winnen op argumenten. Mijn
Ome Jan zei altijd: "Argumenten, daar kennen de intellectuelen d'r vijftig
per seconde van verzinnen, dus 't ken nooit wat zijn." Je moest bij ons een
vergelijking maken he. Dus als je het ergens over had, dan moest je over
iets anders gaan beginnen en zeggen dat het daar ook zo zat, en dan kreeg
je daar gelijk. Voorbeeldje geloof ik he? Nou, wij hadden een Tante Toos
en een Ome Leo en die hadden een zoontje, Kareltje. Ze gingen scheiden,
van wie was Kareltje; van Toos of Leo? Nou, Tante Toos meteen kwaad, die
zegt: "Van mij natuurlijk. Ik heb negen maanden met zo'n toeter
rondgelopen, en die Leo heb nooit naar Kareltje omgekeken, Kareltje is van
mijn." En daar waren we het allemaal mee eens, de hele wandelende tak.
Behalve Ome Jan, die lag ALTIJD dwars! Altijd! Hij zei tegen mij toen ik
klein was: "Harrie, je mot in 't leven dwars liggen." Ik zeg: "Waarom dan
Ome Jan?" Hij zegt: "Ben je lekker moeilijk te begraven." Ja, da's waar
he, de grootste etters worden altijd het oudste, daar heb ik gelijk in he.
En die was het er niet mee eens. Die zegt: "Volgens mijn is Kareltje juist
van Leo." Nou, en Tante Toos werd origineel Haags kwaad zeg, niet te
geloven. Dat ging d'r hard aan toe jongen! "Puntmuts, zakkenwasser, stuk
schimmel dat je d'r staat...". Afijn, een enorme ruzie was het, en dan
kwam de vergelijking. Dan haalde mijn Ome Jan een rijksdaalder uit z'n zak
en zei: "Kijk 'es Toos, ik heb hier een knaak. Ken je 't nog volgen? Stel,
ik doe die knaak in een sigarettenautomaat en d'r komt een pakkie
sigaretten uit, van wie is het pakkie sigaretten, van mijn of van de
automaat?"
Is die knaak overal gevallen, jongens?!?! Zo ging het. Dan zei hij: "Leo
heb die knaak d'r in gedouwd, Kareltje is van Leo, klaar." Zo ging dat,
joh. Ongelofelijk. En mijn Ome Jan kon ook goed moppen vertellen, goed
moppen vertellen joh, grandioos goed. Ik zal eens een mop vertellen die
hij altijd vertelde en dan moet je niet na afloop tegen mij gaan zeggen
van: "Die hebben we al gehoord, dat is een ouwe mop." Dat geeft niet. Het
gaat om de manier waarop mijn Ome Jan dat vertelde. Grandioos, 'k Vergeet
het nooit meer
Mijn oma die was 75 geworden, en alle Jekkersen waren d'r. Aangetrouwd,
kleinkinderen, en we zaten als haringen in een ton op zo'n klein
bovenkamertje. Hier aan de (...)-kade, dat weten jullie hier wel he? Als
haringen op zo'n klein bovenkamertje met al die Jekkersen naast mekaar zo,
't was een heel smal kamertje. Hoe moet je dat nou uitleggen voor de mensen
die een groot huis hebben? Ehm, het was zo smal, je kon niet eens in de
breedte dwarsfluit spelen. Dat kon niet. Dan moest je zo gaan staan, in de
lengte. Ja, dan moet je geen erectie krijgen... nah ja ... Het was een
waanzinnig smal kamertje en daar zaten wij, als haringen in een ton, van
die smalle Haagse bakkies te zuipen, weet je wel. En dan zei mijn oma om
drie uur, die zei van: "Mot er iemand nog een bakkie pleur?" Ja, oma's
praten ook Haags natuurlijk he. En dan zei mijn Ome Jan: "Een bakkie
pleur, een bakkie pleur? Sodemieter 's effe lekker een end op joh, he, het
is drie uur, 't is tijd om te kantelen." Dus ik zit naast m'n vader, ik
zeg: "Wat gaan ze nou in godsnaam doen, papa?" Hij zegt: "Harrie, ze gaan
zuipen." En mijn oma wist dat dat zuipen was, dus die was de koffiekopjes
al aan het ophalen, en die komt langs Ome Jan, ik zie het nog gebeuren
trouwens, ik zie het nog gebeuren: Mijn Ome Jan staat ineens op, schuifelt
tussen al die Jekkersen door zeg, schuift dat ouwe piepende lakader
schuifraam open, zet er een houtje tussen, ja, dat heet een houtje hier in
Den Haag, maakt niet uit wat je d'r tussen zet, alles is een houtje, grist
het hele zondagse servies uit de handen van mijn oma, houdt het twee hoog
het raam uit en zegt tegen alle andere Jekkersen in die kamer: "Wie lacht,
betaalt."
Dus ik zit naast m'n vader, ik zeg: "Wat gaat er nou gebeuren, papa?"
"Nou, Ome Jan die gaat een mop vertellen, en dan moet je niet als eerste
gaan lachen Harrie, want dan ben je in een keer hup je hele spaarvarken
kwijt." Dus ik nam me voor om absoluut niet te gaan lachen he, want ik had
die Lassiehond al bijna bij mekaar hoor he, jaha! Ik had al twee poten en
een staart, had ik uitgerekend. Dus ik denk: Ik ga niet lachen, no way. Ik
kende nog niet eens Engels, dus
Mijn Ome Jan begint aan die mop en die zegt van: "Ik zit gisteren in de
kroeg, afijn, raadt 's twee keer, wie komt er binnen, de professor. Je
weet wel, de doorgestudeerde bioloog die alleen maar kantelt, kantelt en
nog eens kantelt. Afijn, ik zeg tegen 'em: Mot je van mijn nog wat
slobberen? Maar het was eigenlijk al over de hill, hij stond al stijf van
de Jan Wandelaar." Ik zeg tegen m'n vader: "Wie is dat nou weer ineens,
Jan Wandelaar?" Zegt m'n vader: "Dat heb Ome Jan uit het Engels vertaald,
dat is een whiskey-merk; Johnnie Walker." Na, ik was negen, dat ik het nou
niet snapte, maar kom op nou mensen! "Afijn, dus ik zeg tegen hem: Je staat
al stijf van de Jan Wandelaar, mot je nog een dubbele d'r bij hebben? Nee
Jan, voor ik ga doorkantelen, ga ik eerst 'es even lekker een bruine trui
breien." Ik zeg tegen m'n vader: "Ik snap d'r niks meer van, papa. Waarom
gaat die vent nou ineens een bruine trui breien?" "Hou nou je kop een
keer", zegt m'n vader, "dat is schijten en hou nou verder..." "Afijn",
zegt mijn Ome Jan, "die gozer komt terug van het bruine truien breien en
die zegt: 't Is ongelofelijk Jan, wat hier aan de hand is. Het gaat goed
hier met de zaak; ze hebben tegenwoordig een wc met een gouden bril. "Hij
heb het nog niet gezegd", zegt mijn Ome Jan, "of hij wordt in mekaar
geslagen door twee arrebeiders. Ik zeg tegen die gasten: Dat mot je 'es
tegen mij flikken he, niet tegen zo'n doorgestudeerde puntmuts, zeikerds.
Zeggen die gasten tegen mij: Wat had jij gedaan? Die gozer heb net in onze
tuba zitten scheiten joh."
Da's een ouwe mop joh! Ken je die niet
Nou, gelukkig snapte ik de mop niet, maar de rest van de Jekkersen wel,
dus iedereen begon pppfffrrrttt. En mijn Ome Leo begint als eerste te
hinniken jongen, en Jan die laat zo hup! dat hele servies lazeren zeg. Hij
zegt: "Leo betaalt hehehehehe." En mijn oma huilen van: "Godverdorie joh,
da's al het derde servies deze week, klerelijers! Waar mot Leo dat nou van
betalen?" Nou, dat was een goeie vraag zeg he
Maar Leo die was gaan scheiden van Tante Toos en die had geen stuiver
meer. Niks. Hij moest allimentatie betalen en, eh, die Kareltje die hebt
'ie ook nooit gekregen joh. Want Tante Toos, die heb vlak voor de
echtscheiding tegen 'em gezegd: "Moe je 'es goed luisteren Leo, we gaan
uit mekaar, 'k heb d'r nog 'es over nagedacht, maar 'k heb toch het idee,
dat Jan wel gelijk had met dat sigarettenautomaat-vergelijking. Maar, 't
spijt me voor jou Leo, destijds heb niet jij, maar de buurman die knaak
d'rin gelazerd."